1 Brabant, 1517 tot 1795 1 Brabant, 1517 tot 1795

1 Brabant, 1517 tot 1795

1517      Luther viel de genadeleer van de Roomse kerk aan. In preken, gedrukte pamfletten en op de deur van de slotkapel van Wittenberg gespijkerde stellingen stelde hij dat het geloof de bron van genade is (en dus niet de aflaten die kunnen worden gekocht). Luther en zijn aanhangers werden al snel door de paus verketterd en door keizer in de ban gedaan. Desondanks schoot zijn leer in Duitsland wortel.

1529       Een aantal Duitse vorsten dienden op de  Rijksdag te Spiers een protest tegen de onderdrukking van Luthers volgelingen. Wegens dit protest ontvingen alle aanhangers van hervorming van de kerk de bijnaam Protestanten. De protestantse vorsten dwongen in hun landen vrijheid  van geloof af .

1536      Eén van Luthers volgelingen was Calvijn. Hij vluchtte uit Parijs, en bereikte na enkele jaren in 1536 Geneve waar al een protestantse gemeente was. Hij voerde een strenge kerkelijke orde in, “het presbyteriale stelsel”,  afwijkend van het Lutheranisme. Het calvinisme kreeg zijn volgelingen met name in Frankrijk en de Nederlanden.

1542     Op de universiteit van Heidelberg werd een "catechismus"  geschreven waarin alle protestantse groepen zich konden vinden. Het werkstuk werd in 1563 officieel goedgekeurd. De catechismus had 129 vragen en antwoorden over de protestantse leerstellingen en was opgedeeld in 52 "zondagen". Eeuwenlang werd de Heidelbergse catechismus wekelijks gebruikt in leerdiensten en godsdienstonderwijs (catechisatie).

1545      Het concilie van Trente (1545-1563) bracht het antwoord van de Rooms-katholieke kerk op de hervormingsbeweging. Ook hier werden de leerstellingen  vastgelegd. De ernst van leven en van de katholieke leer werden versterkt maar de protestantse leer werd op 126 punten als ketterij in de ban gedaan.
Dat was het begin van de contrareformatie. Karel V onderdrukte in de Nederlanden het calvinisme door boekverbranding en terechtstelling van ketters. In 1555 werd zijn zoon Philips II heer over de Zeventien Provinciën der Nederlanden. Hij was een fel tegenstander van het protestantisme. Onder hem werd de kettervervolging bloediger.

1566      In april 1566 kreeg de landvoogdes van de Nederlanden, Margaretha van Parma, het “smeekschrift der edelen” aangeboden, waarop zij besloot tot tijdelijke opschorting van de vervolging. Maar de emoties waren niet meer te temmen. Nu werd in heel het land het calvinisme openlijk gemanifesteerd, bijvoorbeeld in de hagenpreken. De volkswoede leidde in een groot aantal steden tot de beeldenstorm. Ook in de dom van den Bosch werden de boeken, altaren en beelden  vernield.
Philips II stelde Alva aan om de orde en het katholieke geloof met dwang te herstellen. Zijn ijzeren regime (bloedraad, tiende penning) deed Willem van Oranje besluiten dat Alva verdreven moest worden; het begin van de tachtigjarige oorlog.

1576       In 1576 vonden de Zeventien Provinciën elkaar in “de pacificatie van Gent”. Ze eisten dat de Spaanse troepen het land moesten verlaten, amnestie voor de opstandelingen en meer zelfstandigheid binnen het Spaanse rijk. Na dit jaar groeiden evenwel het noorden, “de Zeven Provinciën” , en het zuiden van de Nederlanden uit elkaar. In het noordelijk deel overheerste het calvinisme dat daar dieper wortel had geschoten dan in het zuidelijk deel, waar de bevolking katholiek bleef.

1581       Het Noordelijk deel van de Nederlanden riep “De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden” uit. De calvinistische “Nederduits Gereformeerde Kerk” werd de publieke kerk. Andere kerkgenootschappen zoals de Lutherse en de Mennonisten (de wederdopers) werden oogluikend toegestaan, maar dat gold minder voor de Roomse kerk. Zuidelijk Nederland bleef onder het gezag van de landvoogd. Het katholicisme bleef daar de enige toegestane godsdienst.

1610     44 predikanten formuleerden hun bezwaren tegen de leer van de Nederduits Gereformeerde Kerk. Ze verdedigden in dit verweerschrift (remonstrantie) de vrije wil van de mens en verwierpen de predestinatie (alleen de door God uitverkoren zielen kunnen zalig worden).

1618      De synode van Dordrecht  werd door de Nederduits Gereformeerde Kerk samengeroepen. Doel was het vastleggen van de belijdenisgeschriften: de Nederlandse geloofsbelijdenis (een stuk van Guido de Bres uit 1561) en de Heidelbergse catechismus (1563). Maar een derde geschrift ontstond tijdens de synode en beschreef de standpunten tegen de remonstranten. Dit leidde tot het afzetten van 200 predikanten en de stichting van de "Remonstrantse Broederschap"

1629      Frederik Hendrik veroverde den Bosch. Dat betekende dat de reformatie van de bij den Bosch horende Meierij werd aangevangen. Al in 1629 werden de eerste predikanten onder troepengeleide uitgezonden om te gaan preken. De Meierij stond nu formeel onder het gezag van de republiek, maar die was in de periode tot 1648 niet in staat om de veiligheid van de predikanten te waarborgen. De bevolking stond wantrouwig tegenover de nieuwe geestelijken en saboteerde hun inspanningen. Spaanse patrouilles lukte het om sommigen van hen gevangen te nemen. Slechts op vier plaatsen ontstond een protestantse gemeente: in Maastricht, Eindhoven, Grave en den Bosch.

1648       De vrede van Münster, in 1648, bracht het einde van het Spaanse gezag in Nederlanden. De “Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden” werd internationaal erkend. Het Nederlands sprekend deel van Brabant, inclusief de Meierij van den Bosch, werd aan de republiek toegevoegd als Generaliteitsland. Nu werden de protestanten gesteund door een veel sterker gezag. De reformatie kon nu grondig worden aangepakt. Predikanten, schoolmeesters, kosters en voorzangers werden gevonden en benoemd en verhuisden naar Brabant. Nog in 1648 werd de eerste groep predikanten bevestigd in 15 steden, waaronder St Oedenrode. In 1649 volgen er nog 32, waaronder Son. De parochiekerken werden genaast, maar gemeenteleden waren nog steeds schaars. Het leven werd de predikanten en gemeenteleden waar mogelijk moeilijk gemaakt, ze werden uitgescholden,  klokkentouwen werden afgesneden, of de sloten van de kerkdeur vernield. Naarmate men zuidelijker kwam werd het optreden van de katholieke bevolking driester. Mishandelingen en molestaties kwamen voor. Een enkele maal stond men een predikant naar het leven.
Hoe hielden die predikanten het uit? Ze werden geacht “daegelycks in alle vriendelyckheit ende voorsichtichheit met hare parochianen om te gaan en occasie zoeken van minnelijcke samenspreekinge om hare herten allengskens te winnen”.

terug